ECLI:NL:HR:2012:BW1350
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest inzake medeplegen van het doen overtreden van de Douanewet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2012 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De aanvrager, geboren in 1947 en wonende te [woonplaats], had eerder een gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van € 40.000,- opgelegd gekregen voor het medeplegen van het doen overtreden van artikel 48 van de Douanewet. Deze veroordeling was het gevolg van een hoger beroep, waarbij het Hof het vonnis van de Rechtbank te Groningen had vernietigd. De Hoge Raad had eerder, op 5 juli 2011, de geldboete en de vervangende hechtenis verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
De aanvrage tot herziening werd ingediend door mr. E.J.W.F. Deen, advocaat te 's-Gravenhage. In de aanvrage werd gesteld dat de Belastingdienst de bezwaren tegen de uitnodigingen tot betaling gegrond had verklaard, wat volgens de aanvrager zou moeten leiden tot herziening van de veroordeling. De Hoge Raad oordeelde echter dat de gestelde omstandigheden niet konden worden aangemerkt als een beroep op de relevante gronden voor herziening zoals bedoeld in artikel 457 Sv. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten van artikel 459 en 460 Sv, omdat de gestelde omstandigheden niet relevant waren voor de veroordeling van de aanvrager.
Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van de vereisten voor herziening en de noodzaak om substantiële nieuwe feiten of omstandigheden aan te voeren die de eerdere uitspraak kunnen beïnvloeden.