ECLI:NL:HR:2012:BW0937

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04688
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslagen fosfaat- en stikstofheffing en de vereiste toestemming voor een nadere zitting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende naheffingsaanslagen in de fosfaat- en stikstofheffing voor het jaar 1999. De belanghebbende, aangeduid als X te Z, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en de daarbij opgelegde boetes. De Inspecteur van de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De Rechtbank te Breda heeft het beroep tegen deze uitspraken ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarop de belanghebbende cassatie aantekende.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte een nadere zitting achterwege heeft gelaten, omdat niet was aangetoond dat de belanghebbende toestemming had gegeven voor het niet houden van een nadere zitting. Dit is in strijd met artikel 8:64, lid 5, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 27j, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling en beslissing. Tevens werd gelast dat de Staat het griffierecht van € 112 aan de belanghebbende vergoedt.

De Hoge Raad heeft in deze uitspraak ook aangegeven dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, en dat het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de kosten van het geding dient te worden toegekend aan de belanghebbende.

Uitspraak

6 april 2012
nr. 11/04688
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 september 2011, nr. 07/00537, betreffende naheffingsaanslagen in de fosfaat- en stikstofheffing en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende zijn over het jaar 1999 naheffingsaanslagen in de fosfaat- en stikstofheffing opgelegd, alsmede boetes.
De Inspecteur van de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (thans: het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) heeft bij uitspraken op bezwaar het tegen de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
De Rechtbank te Breda (nr. AWB 06/3978) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Blijkens 's Hofs uitspraak heeft een onderzoek ter zitting plaatsgehad op 4 februari 2010 en blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal heeft het Hof het onderzoek ter zitting geschorst. Vervolgens heeft het Hof op 16 september 2011 uitspraak gedaan.
3.2. De klachten houden onder meer in dat het Hof ten onrechte een nadere zitting achterwege heeft gelaten.
3.3. Ingevolge artikel 8:64, lid 5, Awb in verbinding met artikel 27j, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan na een schorsing van het onderzoek ter zitting worden bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven. Uit 's Hofs uitspraak of de stukken van het geding blijkt niet dat belanghebbende die toestemming heeft gegeven. De klachten slagen in zoverre.
3.4. Gelet op het hiervoor in 3.3 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. De klachten behoeven voor het overige geen behandeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof, de kosten van het geding voor de Rechtbank en de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 112.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, A.R. Leemreis, C.H.W.M. Sterk en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2012.