ECLI:NL:HR:2012:BV9958

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01629
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en alimentatie: verzoek tot beëindiging of wijziging van alimentatie op basis van gewijzigde omstandigheden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot beëindiging van alimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit hof had eerder op 5 januari 2011 een beschikking gegeven in een alimentatiekwestie, waartegen de man cassatie heeft aangetekend. De vrouw, verweerder in cassatie, is niet verschenen in deze procedure.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank Rotterdam van 20 juli 2009 en 9 november 2009, waarin de alimentatiekwestie aan de orde was. De man heeft in zijn cassatieklachten aangevoerd dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een beëindiging of verlaging van de alimentatie rechtvaardigen, op basis van artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was dat het beroep verworpen moest worden.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de man niet tot cassatie kunnen leiden. De aangevoerde klachten zijn niet van dien aard dat zij nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man dan ook verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

8 juni 2012
Eerste Kamer
11/01629
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. D.Th.J. van der Klei,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 321241 / F2 RK 08-3394 van de rechtbank Rotterdam van 20 juli 2009 (tussenbeschikking) en 9 november 2009 (eindbeschikking);
b. de beschikking in de zaak 200.056.488/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 januari 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend cassatierekest zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 6 april 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 8 juni 2012.