ECLI:NL:HR:2012:BV9200
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen een veroordeling voor overtreding van de Leerplichtwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2012 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte die was veroordeeld door het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis, wegens een overtreding van de Leerplichtwet 1969. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Lesquillier. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar beroep.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld aan de hand van artikel 427, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel bepaalt dat een verdachte niet in haar beroep in cassatie kan worden ontvangen onder bepaalde omstandigheden. In dit geval heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de verdachte niet in haar beroep kan worden ontvangen, en heeft zij de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor ontvankelijkheid in cassatie verduidelijkt. De beslissing benadrukt dat niet elke veroordeling automatisch leidt tot een ontvankelijk beroep in cassatie, en dat de Hoge Raad strikte eisen stelt aan de ontvankelijkheid van dergelijke beroepen. De uitspraak is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2012:BV9200 en is relevant voor toekomstige zaken waarin de ontvankelijkheid van cassatie aan de orde is.