ECLI:NL:HR:2012:BV9200

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01032
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen een veroordeling voor overtreding van de Leerplichtwet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2012 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte die was veroordeeld door het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis, wegens een overtreding van de Leerplichtwet 1969. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Lesquillier. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar beroep.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld aan de hand van artikel 427, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel bepaalt dat een verdachte niet in haar beroep in cassatie kan worden ontvangen onder bepaalde omstandigheden. In dit geval heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de verdachte niet in haar beroep kan worden ontvangen, en heeft zij de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor ontvankelijkheid in cassatie verduidelijkt. De beslissing benadrukt dat niet elke veroordeling automatisch leidt tot een ontvankelijk beroep in cassatie, en dat de Hoge Raad strikte eisen stelt aan de ontvankelijkheid van dergelijke beroepen. De uitspraak is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2012:BV9200 en is relevant voor toekomstige zaken waarin de ontvankelijkheid van cassatie aan de orde is.

Uitspraak

17 april 2012
Strafkamer
nr. S 11/01032
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 juni 2010, nummer 23/003869-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P. Lesquillier, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
1.2. De raadsvrouwe heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het Hof heeft de verdachte ter zake van een overtreding (art. 2, eerste lid, Leerplichtwet 1969) veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis. De verdachte kan, gelet op art. 427, tweede lid, Sv niet in haar beroep in cassatie worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 17 april 2012.