ECLI:NL:HR:2012:BV5172

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02430
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over proceskostenvergoeding en taxatieverslag in WOZ-zaak

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak, gelegen aan de a-straat 1 te Z, voor het kalenderjaar 2007. De heffingsambtenaar had na bezwaar van de belanghebbende de waarde van de woning verlaagd, maar de Rechtbank te Breda verklaarde het beroep ongegrond. Hierop heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en de waarde verder verlaagde. Het College heeft vervolgens cassatie ingesteld.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof bij de beoordeling van de waarde van de woning niet voldoende rekening heeft gehouden met de gegevens van andere vergelijkbare woningen die door de heffingsambtenaar zijn ingebracht. Daarnaast heeft het Hof de kosten van het taxatieverslag en andere gemaakte proceskosten ten onrechte volledig voor vergoeding in aanmerking laten komen zonder voldoende onderbouwing van de uren en tarieven. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor een hernieuwde beoordeling. De Hoge Raad benadrukt dat het verwijzingshof de eerder genoemde gegevens in acht moet nemen en de kosten van het taxatieverslag opnieuw moet beoordelen, met inachtneming van de relevante uitgangspunten uit eerdere arresten.

Uitspraak

13 juli 2012
nr. 11/02430
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 8 april 2011, nr. 09/00371, betreffende een ten aanzien van X te Z (hierna: belanghebbende) genomen beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ).
1. Het geding in feitelijke instanties
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2007 vastgesteld.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk (hierna: de heffingsambtenaar) bij uitspraak de waarde op een lager bedrag vastgesteld.
De Rechtbank te Breda (nr. AWB 08/3214) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de waarde verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Het College heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 30 januari 2012 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Voor de Rechtbank was in geschil of de heffingsambtenaar de waarde van de woning als bedoeld in de Wet WOZ op het juiste bedrag heeft vastgesteld.
3.1.2. Met het oog op dit geschilpunt is in opdracht van belanghebbende een taxatieverslag opgesteld door een taxateur (hierna: het taxatieverslag). Belanghebbende heeft het taxatieverslag ter zitting van de Rechtbank zonder bezwaar van de heffingsambtenaar in het geding gebracht.
3.1.3. Tevens heeft belanghebbende ter zitting een specificatie van de gemaakte proceskosten overgelegd. Hierin wordt onder meer een bedrag van € 240 ter zake van het "Fiscaal en juridisch advies inwinnen bij administratiekantoor D" genoemd. Het bedrag is niet gespecificeerd naar de bestede uren en het gehanteerde uurtarief.
3.1.4. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en heeft het beroep ongegrond verklaard.
3.1.5. Op het hoger beroep van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar in zijn verweerschrift ter nadere onderbouwing van zijn standpunt de gegevens in het geding gebracht betreffende drie niet eerder door hem genoemde andere woningen.
3.1.6. Belanghebbende heeft ter zitting een factuur van de taxateur ter zake van het hiervoor in 3.1.2 bedoelde taxatieverslag overgelegd. Hierin staat zonder specificatie naar de bestede uren en het gehanteerde uurtarief een bedrag vermeld van € 440,30 inclusief omzetbelasting.
3.2.1. De eerste klacht van het College houdt in dat het Hof bij de beoordeling van de onderbouwing van de waarde van de woning door de heffingsambtenaar geen aandacht heeft besteed aan de gegevens van de drie hiervoor in 3.1.5 bedoelde andere woningen.
3.2.2. Deze klacht slaagt op de gronden vermeld in de onderdelen 4.8 en 4.9 van de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3.3.1. Ten aanzien van de kosten van het taxatieverslag heeft het Hof geoordeeld dat het gehele bedrag van € 440,30 voor vergoeding in aanmerking komt. Hiertegen richt zich de vierde klacht.
3.3.2. De klacht slaagt. Uit de uitspraak van het Hof of de stukken van het geding blijkt niet hoeveel uren de werkzaamheden van de taxateur in beslag hebben genomen. Daarom kan in cassatie niet worden beoordeeld of het Hof bij de vaststelling van de vergoeding voor deze werkzaamheden artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 juist heeft toegepast. 's Hofs uitspraak is op dit punt niet deugdelijk gemotiveerd.
3.4. Ten aanzien van de hiervoor in 3.1.3 genoemde kosten heeft het Hof geoordeeld dat die eveneens voor vergoeding in aanmerking komen, nu de heffingsambtenaar deze kosten niet heeft bestreden en ze het Hof niet onredelijk voorkomen. Hiertegen is de vijfde klacht gericht. Ook deze klacht treft doel. In het verweerschrift in hoger beroep heeft de heffingsambtenaar met betrekking tot de hiervoor bedoelde kosten verweer gevoerd. 's Hofs andersluidend oordeel is derhalve onbegrijpelijk.
3.5. De klachten kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.6. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een hernieuwde beoordeling van de waarde van de onroerende zaak, waarbij de hiervoor in 3.1.5 genoemde gegevens in ogenschouw moeten worden genomen. Voor het geval ook het verwijzingshof de waarde van de woning op een lager bedrag vaststelt, dient het voorts te beoordelen of en zo ja tot welk bedrag de kosten van het taxatieverslag en de hiervoor in 3.1.3 genoemde kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Indien het een vergoeding voor de kosten van de taxateur toekent, dient het verwijzingshof met betrekking tot het daarbij te hanteren uurtarief de uitgangspunten in acht te nemen die zijn geformuleerd in het arrest van de Hoge Raad van 13 juli 2012 in de zaak met nr. 11/04133, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof en van het geding voor de Rechtbank een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris, R.J. Koopman, Th. Groeneveld en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2012.