Uitspraak
de erfgenamen van [A], (hierna: de erflater) gewoond hebbende te
[Z](hierna: de verzoekers).
Hoge Raad
In deze zaak hebben de erfgenamen van A (hierna: de verzoekers) een cassatieberoep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Financiën. Dit beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage van 13 mei 2011, waarin belastingaanslagen in de inkomstenbelasting en bijbehorende boetebeschikkingen aan de erflater waren opgelegd. De Staatssecretaris heeft het beroep in cassatie ingetrokken, maar de verzoekers hebben de Hoge Raad verzocht om de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten van de cassatieprocedure en om schadevergoeding te verlenen wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De Hoge Raad heeft de verzoekers in de gelegenheid gesteld om hun zaak toe te lichten, waarbij zij werden bijgestaan door mrs. G.J.M.E. de Bont en P. de Haas, advocaten te Amsterdam. De Hoge Raad heeft de inhoud van het procesdossier en de door partijen verstrekte gegevens in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelde dat er termen aanwezig waren om te beslissen over de proceskosten die de erflater redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de cassatieprocedure. Hierbij werd opgemerkt dat de zaak met nummer 11/02896 samenhangt met de onderhavige zaak.
Wat betreft het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, heeft de Hoge Raad dit verzoek afgewezen. De redelijke termijn was sinds de indiening van het beroep in cassatie op 28 juni 2011 niet overschreden. Ook het verzoek om schadevergoeding wegens niet-toekenning door het Hof werd afgewezen, omdat een dergelijke klacht niet in behandeling kan worden genomen in een procedure die uitsluitend gericht is op kostenveroordeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 874 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Dit arrest is uitgesproken op 10 februari 2012 door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in aanwezigheid van waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.