ECLI:NL:HR:2012:BV2739
Hoge Raad
- Wraking
- G.J.M. Corstens
- J.C. van Oven
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek door de Hoge Raad in belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van raadsheren in belastingzaken. Verzoeker, die namens een vijftal belanghebbenden optrad, had eerder verzoeken tot herziening ingediend van arresten die op 12 augustus 2011 door de Hoge Raad waren gewezen. Na een eerdere afwijzing van een wrakingsverzoek op 16 december 2011, diende verzoeker op 21 december 2011 opnieuw een verzoek tot wraking in. Dit verzoek was gericht tegen de raadsheren C. Schaap, A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, die betrokken waren bij de behandeling van de zaken met de nummers 11/03915 tot en met 11/03918 en 11/03920.
De Hoge Raad verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van 11 januari 2012 en wees het verzoek tot wraking van 21 december 2011 af. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden voor wraking, die onder andere betrekking hadden op vermeende partijdigheid en misbruik van recht, onvoldoende waren om de onpartijdigheid van de raadsheren in twijfel te trekken. De Hoge Raad concludeerde dat verzoeker de bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen misbruikte, en bepaalde dat een volgend verzoek om wraking in deze zaken niet in behandeling zou worden genomen.
De beslissing werd genomen door de president G.J.M. Corstens en de raadsheren J.C. van Oven en J. de Hullu, en werd in het openbaar uitgesproken door J.C. van Oven. Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan wrakingsverzoeken worden gesteld en de noodzaak voor concrete en relevante gronden om de onpartijdigheid van rechters in twijfel te trekken.