ECLI:NL:HR:2012:BV2673

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05578
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging kinderalimentatie op de voet van art. 1:401 lid 1 BW

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie. De verzoeker, aangeduid als de man, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Arnhem. De man had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Utrecht, dat op 23 september 2009 was behandeld. Het hof had op 28 september 2010 een beschikking gegeven in de zaak, waartegen de man in cassatie ging. De vrouw en het kind, aangeduid als de vrouw en [kind 1], hebben geen verweerschrift ingediend in deze procedure.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden en dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), geen nadere motivering nodig was. Dit betekent dat de Hoge Raad van mening was dat de aangevoerde klachten niet relevant waren voor de rechtsontwikkeling of de rechtseenheid.

De beslissing van de Hoge Raad was om het beroep van de man te verwerpen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven, na de beraadslaging door de raadsheren F.B. Bakels, W.D.H. Asser en C.E. Drion. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op alimentatie en de wijziging daarvan.

Uitspraak

3 februari 2012
Eerste Kamer
10/05578
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J.C.J. Smallenbroek,
t e g e n
1. [De vrouw],
wonende te [woonplaats],
2. [Kind 1],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw en [kind 1].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 265204/FA RK 09-1909 van de rechtbank Utrecht van 23 september 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.052.368 van het gerechtshof te Arnhem van 28 september 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw en [kind 1] hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 3 februari 2012.