ECLI:NL:HR:2012:BV1764

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05571
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop onroerende zaak; uitleg meerwaardeclausule bij doorverkoop

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de verkoop van een onroerende zaak en de uitleg van een meerwaardeclausule bij doorverkoop. De eisers tot cassatie, [Eiser 1] en [Eiseres 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 7 september 2010 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen, waaronder een vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 26 maart 2008, en het arrest van het hof, dat aan de uitspraak is gehecht.

De eisers werden vertegenwoordigd door hun advocaat mr. D.M. de Knijff, terwijl de stichting Protestants-Christelijke Zorg Stichting Philadelphia, gevestigd te Nunspeet, als verweerster in cassatie optrad. De verweerster werd aanvankelijk bijgestaan door mr. G. Snijders en later door mr. K. Teuben. De Advocaat-Generaal M.H. Wissink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat door de Hoge Raad werd overgenomen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eisers niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Philadelphia zijn begroot op € 5.965,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en het handhaven van de rechtseenheid in het Nederlandse recht.

Uitspraak

16 maart 2012
Eerste Kamer
10/05571
EE/AK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1 ],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff,
t e g e n
De stichting PROTESTANTS-CHRISTELIJKE ZORG STICHTING PHILADELPHIA,
gevestigd te Nunspeet,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. G. Snijders, thans mr. K. Teuben.
Eisers tot cassatie zullen hierna ook worden aangeduid als, in enkelvoud, [eiser] en verweerster in cassatie als Philadelphia.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 81703/HA ZA 07-252 van de rechtbank Leeuwarden van 26 maart 2008;
b. het arrest in de zaak 200.011.693/01 van het gerechtshof te Leeuwarden van 7 september 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Philadelphia heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door hun advocaat en voor Philadelphia door mr. K. Teuben en mr. I.C. Blomsma, advocaten bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 1 februari 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Philadelphia begroot op € 5.965,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 16 maart 2012.