ECLI:NL:HR:2012:BU9880

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01240
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en opzegging van bedrijfsruimte in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende huurrecht en de opzegging van bedrijfsruimte. De zaak betreft een verzoekster die in cassatie is gegaan tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 14 december 2010 was gegeven. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.E.M.G. Peletier, heeft het cassatierekest ingediend na de beschikking van het hof, waarin de verzoekster niet-ontvankelijk werd verklaard dan wel het cassatieberoep werd verworpen. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.S. Kamminga, heeft verzocht om de verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren in haar cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper gevolgd, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gegeven zonder nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft de verzoekster bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 755,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris aan de zijde van de verweerster. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, en de uitspraak is van belang voor de toepassing van artikel 7:290 lid 2 BW en artikel 7:230a BW, die betrekking hebben op de huur en opzegging van bedrijfsruimte.

Uitspraak

24 februari 2012
Eerste Kamer
11/01240
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 1050516 VZ VERZ 09-6515 van de kantonrechter te Rotterdam van 14 januari 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.062.665/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 december 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft verzocht [verzoekster] niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het cassatieberoep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 755,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 24 februari 2012.