ECLI:NL:HR:2012:BU8658
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Medeplegen onttrekking van minderjarige aan wettig gezag door 10-jarige jongen in strijd met rechterlijke beslissing
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 12 februari 2010 werd gewezen. De verdachte, een 10-jarige jongen, werd beschuldigd van het medeplegen van de onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag. Dit gebeurde in strijd met een rechterlijke beslissing die bepaalde dat de jongen zijn hoofdverblijf bij zijn vader moest hebben. De jongen was verborgen gehouden in de woning van de verdachte, wat leidde tot de strafrechtelijke vervolging op basis van artikel 279.1 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging voerde aan dat er sprake was van overmacht in de zin van noodtoestand, psychische overmacht en/of putatieve overmacht. De advocaat van de verdachte, mr. P.M. van Russen Groen, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Aben concludeerde tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook deed.
De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, gezien artikel 81 RO. De middelen nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest werd uitgesproken op 7 februari 2012 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.