ECLI:NL:HR:2012:BU8515

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04235
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen faillietverklaring en misbruik van bevoegdheid met betrekking tot achtergestelde lening

In deze zaak heeft DCC EXPLOITATION BEHEER B.V. cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die op 13 september 2011 werd gedaan in de zaak HV 200.088.900/01. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen, waaronder het vonnis van de rechtbank Breda van 7 juni 2011. DCC, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, verzoekt de Hoge Raad om het arrest van het hof te vernietigen, terwijl de verweersters, N.V. ILLINOIS en een tweede verweerster, vertegenwoordigd door advocaten mr. R.P.J.L. Tjittes en mr. L. van den Eshof, het beroep willen laten verwerpen. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat deze klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van DCC verworpen. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2012 door de raadsheer J.C. van Oven, met de vice-presidenten J.B. Fleers en E.J. Numann, en de raadsheren W.D.H. Asser, C.E. Drion en G. Snijders.

Uitspraak

20 januari 2012
Eerste Kamer
11/04235
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DCC EXPLOITATION BEHEER B.V.,
gevestigd te Breda,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. N.V. ILLINOIS,
2. [Verweerster 2],
beide gevestigd te Gent, België,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. R.P.J.L. Tjittes en mr. L. van den Eshof.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als DCC en de schuldeisers.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 11/342 F van de rechtbank Breda van 7 juni 2011;
b. het arrest in de zaak HV 200.088.900/01 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 13 september 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft DCC beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De schuldeisers hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter, de vice-president E.J. Numann, en de raadsheren W.D.H. Asser, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 20 januari 2012.