1 In het bestreden arrest ontbreekt een afzonderlijke feitenvaststelling.
2 De uitspraak van de voorzitter is overgelegd als prod. 5 bij het verzoekschrift in hoger beroep. Het geschil heeft ook in Nederland geleid tot een uitspraak in kort geding tussen gedeeltelijk dezelfde partijen: zie Voorzieningenrechter Rb. Breda 15 december 2010, overgelegd als prod. 1 bij het verweerschrift in hoger beroep, aangehaald in rov. 3.3.6 van het bestreden arrest.
3 Een eerder door (alleen) N.V. Illinois gedaan verzoek tot faillietverklaring van DCC was door de rechtbank te Breda op 22 september 2010 afgewezen als prematuur.
4 Appelschrift onder 14 - 19; DCC wees in dit verband op HR 24 oktober 1997, NJ 1998/68.
5 Zij hebben gewezen op HR 20 september 1996, NJ 1997/640. Zie nadien nog: HR 10 november 2000, NJ 2001/249 m.nt. P. van Schilfgaarde.
6 Binnen 8 dagen; zie art. 12 lid 1 Fw.
7 B. Wessels, Achtergestelde vorderingen, Deventer: Kluwer, 2006, blz. 6 - 7, onderscheidt verschillende vormen waarin een schuldeiser zijn vordering kan achterstellen bij die van anderen.
8 HR 18 oktober 2002, NJ 2003/503 m.nt. C.E. du Perron; JOR 2002/234 m.nt. B. Wessels. Het vraagstuk in welke fase van de faillissementsprocedure een beroep op achterstelling kan worden gedaan (vóór of na verificatie), is behandeld in HR 2 oktober 1998, NJ 1999/467 m.nt. P. van Schilfgaarde.
9 JOR 1997/147 m.nt. Loesberg.
10 Verweerschrift in hoger beroep blz. 9. Al eerder zou N.V. Illinois een overbruggingslening van € 340.000,- hebben verstrekt in afwachting van een aanvullende bankfinanciering; dat bedrag is wel terugbetaald (vgl. rov. 3.3.3).
11 De grootaandeelhouder, die voor de keuze staat of hij een aanvullende kapitaalinbreng zal doen dan wel een geldlening aan de door hem gecontroleerde vennootschap zal verstrekken, kan met de keuze voor een geldlening bereiken dat hij, in geval van een faillissement of een akkoord tussen de schuldeisers, op gelijke voet kan delen met de concurrente schuldeisers. Wanneer hij kiest voor aanvullende inbreng van kapitaal, loopt hij het risico deze investering bij een faillissement van de onderneming geheel te verliezen.
12 R.J. graaf Schimmelpenninck, Leningen of schadeclaims van aandeelhouders concurrent? TvI 2003, blz. 239 - 246, i.h.b. blz. 244. Zie hierover ook: B. Wessels, Achtergestelde vorderingen, 2006, reeds aangehaald, blz. 16 - 17 en blz. 67 - 68.
13 Par. 32a en 32b GmbHG (Gesetz betr. die Gesellschaften mit beschränkter Haftung). Deze artikelen zijn inmiddels vervallen. Zie voor de toen geldende tekst: Scholz, Kommentar zum GmbH-Gesetz, Köln: Verlag Dr. Otto Schmidt, 2006, blz. 1582 e.v.
14 R.J. de Weijs, Vooruit met de achterstelling: over de positie van aandeelhoudersleningen in én voor faillissement, WPNR 6751 (2008), blz. 313 - 320. Zie ook: M.J.H. Orval en M.N. de Groot, De achtergestelde aandeelhouder(slening), Tijdschrift voor financiering, zekerheden en insolventierechtpraktijk 2011, nr. 4, blz. 102-105; G.T.J. Hoff, De aandeelhouder als schuldeiser: een ongenode gast? in: I. Spinath, J.E. Stadig en M. Windt (red.), Curator en crediteuren, INSOLAD Jaarboek 2009, Deventer: Kluwer 2009; F.M.J. Verstijlen, Een goudgerande achtergestelde vordering, Tijdschrift voor Insolventierecht 2011, blz. 149.
15 Gevallen van Überschuldung zijn wel aan de Hoge Raad voorgelegd in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid (zie bijv. HR 26 juni 2009 (LJN: BI0468), NJ 2009/418 m.nt. P. van Schilfgaarde) of concernaansprakelijkheid (zie bijv. HR 12 juni 1998, NJ 1998/727).
16 M.A. Karmelink en D.S. Smit, De deelnemersregeling en de deelnemingsvrijstelling. Beschouwing naar aanleiding van HR 25 november 2005, BNB 2006/82 (prêt participatif), Weekblad voor fiscaal recht 2006, blz. 1337. Zie over het (ruimere) begrip 'onzakelijke lening' in intercompanyverband: HR 25 november 2011, LJN: BN3442, rov. 3.3.1.
17 Rb Amsterdam 7 oktober 2005 (inzake de homologatie van het akkoord in de surseance van betaling van Carrier I BV, niet gepubliceerd), te kennen uit Hof Amsterdam 5 november 2005 (LJN: AZ8881), JOR 2007/51 m.nt. S.M. Bartman; A.J. Tekstra, De praktische afwikkeling van intercompany verhoudingen bij insolventies, Tijdschrift Financiering, zekerheden en insolventierechtpraktijk, 2009, nr. 1, blz. 26 - 29, i.h.b. blz. 28.
18 Ook in JOR 2008/248 m.nt. I. Spinath. Zie voorts: B. Wessels, Achtergestelde vorderingen, 2006, reeds aangehaald, blz. 79 - 80.
19 Bedoeld is kennelijk de verwijzing op blz. 5 en/of blz. 17 van de pleitnota; de desbetreffende e-mail is overgelegd als bijlage 2 bij de brief van 26 augustus 2011 aan het hof.
20 Bedoeld is kennelijk de verwijzing op blz. 10 van de pleitnota; de e-mail is overgelegd als bijlage 14 bij het verslag van de curator d.d. 1 september 2011 (ordner 4 in het B-dossier).
21 Waarvan het hof wel kennis heeft genomen: zie rov. 2.4.
22 Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein en Wesseling-van Gent, 2009, nrs. 104 - 116.
23 Blijkens rov. 2.4 heeft het hof van dit schrijven kennis genomen.
24 Hierbij teken ik wel aan dat art. 6:136 BW, waarover de s.t. namens verweerders spreekt, na een faillissement door de curator niet kan worden ingeroepen (art. 53 lid 3 Fw).
25 Zie alinea 1.1.5 hiervoor. Het middel doelt kennelijk op de volgende overweging van de voorzitter: "In casu blijkt op overtuigende wijze uit de door eiseres [lees: DCC] aangebrachte stukken dat de verweersters en bij uitbreiding de Groep [A] met miskenning van hun loyaliteitsverplichting, eisers ten gronde willen richten met de enige bedoeling de veelbelovende technologie die bijna klaar is, op een goedkope manier te verwerven door aan te sturen op het faillissement van o.m. eiseres. Zij probeert dat door de illiquiditeit van eiseres te organiseren via het blokkeren van de noodzakelijke kapitaalverhoging en het opeisbaar stellen van de toegestane leningen. Dit blijkt expliciet uit de inhoud van de door eiseres teruggevonden email en document op de laptop van [betrokkene 1] [een van de werknemers van DCC, noot A-G] en betekent gewis een vorm van rechtsmisbruik."
26 De toelichting op deze klacht verwijst naar HR 27 juni 2008 (LJN: BD1480), hiervoor aangehaald in alinea 2.7.