ECLI:NL:HR:2012:BU7625

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03704
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1967, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak waarbij een gevangenisstraf van negen maanden was opgelegd, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De advocaat van de verdachte, mr. S.C. van Paridon, had middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf en tot vermindering daarvan, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.

De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 RO, waaruit bleek dat de middelen geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Echter, de Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden, aangezien er meer dan twee jaren waren verstreken na het instellen van het cassatieberoep.

Als gevolg van deze overschrijding heeft de Hoge Raad de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf verminderd van negen maanden naar acht maanden en drie weken, met vier maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak werd gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

14 februari 2012
Strafkamer
nr. S 09/03704
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 augustus 2009, nummer 22/005202-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
4. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze acht maanden en drie weken, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 14 februari 2012.