ECLI:NL:HR:2012:BU4008
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat is ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het arrest van het Gerechtshof dateert van 25 oktober 2010 en heeft nummer 20/000807-10. De verdachte, geboren in 1985 en wonende te [woonplaats], heeft geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet door een raadsman een schriftuur met middelen van cassatie heeft laten indienen, wat in strijd is met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen.
De Hoge Raad, onder leiding van vice-president A.J.A. van Dorst en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, heeft op 17 januari 2012 uitspraak gedaan. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moest worden in het beroep. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. Dit arrest benadrukt het belang van het indienen van middelen van cassatie binnen de gestelde termijn en de gevolgen van het niet naleven van deze procedurele vereisten.