ECLI:NL:HR:2012:BU3774

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02357
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over koop appartementsrecht en bewijskracht leveringsakte

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, hebben eisers [eiser 1] en [eiseres 2] beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft de koop van een appartementsrecht en de vraag of aanvullende afspraken in geval van doorverkoop binnen drie jaar rechtsgeldig zijn. De Hoge Raad heeft op 13 januari 2012 uitspraak gedaan en de conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink, die strekte tot verwerping van het beroep, gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft [eiseres 2] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van verweerster zijn begroot op nihil. De zaak is behandeld in het openbaar, waarbij de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk en G. Snijders de uitspraak hebben gedaan, en J.C. van Oven heeft de uitspraak openbaar uitgesproken.

Uitspraak

13 januari 2012
Eerste Kamer
10/02357
EE/RA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.U. Juchter van Bergen Quast,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser 1] en [eiseres 2] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 261651/HA ZA 06-906 van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 juli 2006, 28 februari 2007 en 21 november 2007;
b. het arrest in de zaak 105.007.514/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 februari 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser 1] en [eiseres 2] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Ter rolle van 13 augustus 2010 is de zaak ten aanzien van [eiser 1] op diens verzoek geroyeerd.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres 2] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiseres 2] heeft bij brief van 17 november 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres 2] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 13 januari 2012.