ECLI:NL:HR:2012:BU3745

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01850
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en alimentatieverplichtingen in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot vaststelling van partner- en kinderalimentatie. De verzoekster, de vrouw, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam, die op 18 januari 2011 was gegeven. De man, verweerder in cassatie, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Haarlem en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het beroep te verwerpen op basis van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De advocaat van de vrouw heeft gereageerd op deze conclusie, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad stelt vast dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de vrouw, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling in het civiele recht, met name in zaken die betrekking hebben op alimentatieverplichtingen na echtscheiding.

Uitspraak

13 januari 2012
Eerste Kamer
11/01850
EV/RA
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaken 159884/09-2468 en 163214/09-3723 van de rechtbank Haarlem van 30 maart 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.069.307/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 18 januari 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 18 november 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 13 januari 2012.