ECLI:NL:HR:2012:BU3459
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet toepasselijk wetsartikel in strafzaak
Op 10 januari 2012 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 10 maart 2010 had geoordeeld in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1955. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het eerste middel beoordeeld en geconcludeerd dat dit middel niet tot cassatie kan leiden. Volgens artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie behoeft dit geen nadere motivering, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Bij de beoordeling van het tweede middel werd gesteld dat het Hof ten onrechte artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht had aangehaald als toepasselijk wettelijk voorschrift. De Hoge Raad oordeelde dat de aanhaling van een niet toepasselijk wetsartikel geen nietigheid tot gevolg heeft, zoals eerder is vastgesteld in HR 14 november 1989, NJ 1990/314.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.