ECLI:NL:HR:2012:BU2898

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01352
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafoplegging door de Hoge Raad wegens onvoldoende motivering en onjuiste strafmaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld tot een hechtenisstraf van zes weken voor diefstal. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in strijd met artikel 359.6 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet voldoende had gemotiveerd waarom een vrijheidsbenemende straf was opgelegd. De Hoge Raad stelde vast dat de opgelegde hechtenis niet in overeenstemming was met de wettelijke strafmaat voor het bewezenverklaarde feit, dat volgens artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bedreigd is met een gevangenisstraf van maximaal vier jaren of een geldboete van de vierde categorie. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling van de zaak. De Hoge Raad volgde deze conclusie en vernietigde de uitspraak van het Hof, maar verwierp het beroep voor het overige. De zaak wordt nu terugverwezen naar het Gerechtshof voor een nieuwe beoordeling van de strafoplegging.

Uitspraak

3 januari 2012
Strafkamer
nr. 10/01352
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Enkelvoudige Kamer, van 15 maart 2010, nummer 23/001802-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof een straf heeft opgelegd die niet op het bewezenverklaarde feit is gesteld.
2.2. Het Hof heeft de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot zes weken hechtenis. Dusdoende heeft het Hof miskend dat dat feit in art. 310 Sr niet is bedreigd met hechtenis, maar met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
2.3. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf onvoldoende heeft gemotiveerd.
3.2. Het Hof heeft ten aanzien van de opgelegde straf het volgende overwogen:
"Het hof:
Veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 6 (zes) weken.
Deze strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het feit, mede gelet op de persoon van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdacht heeft zich begeven op een privé-terrein, waar hij niet hoorde te zijn. Het heimelijke karakter en het treden in andermans privé-domein maakt dit tot een zeer kwalijk feit.
De zeer omvangrijke justitiële documentatie van verdachte weegt mee in het nadeel van de verdachte. Er zit geen vooruitgang in zijn manier van handelen.
Al het vorenstaande overwegende, acht het hof oplegging van de hierboven vermelde straffen passend en geboden."
3.3. Die overwegingen bevatten, in strijd met het zesde lid van art. 359 Sv, geen opgave van de redenen die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
3.4. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 3 januari 2012.