ECLI:NL:HR:2012:BT8934
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen beschikking inzake klaagschrift op basis van art. 552a Sv
Op 10 januari 2012 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam, gedateerd 23 september 2010, met nummer RK 10/4347. Het beroep in cassatie was ingesteld door de klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. van den Broek. De zaak betrof een klaagschrift dat was ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, dat betrekking heeft op de mogelijkheid om beklag te doen tegen een beslag. De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel van cassatie niet kon leiden tot cassatie. Dit oordeel werd gegeven zonder nadere motivering, aangezien het middel niet leidde tot rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81 van de Reglement van Orde van de Hoge Raad. De beschikking werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan. De waarnemend griffier E. Schnetz was ook aanwezig in raadkamer.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere beslissing van de Rechtbank en onderstreept het belang van de procedurele waarborgen in het strafrecht, met name in zaken die betrekking hebben op beslag en beklag. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in de context van de toepassing van artikel 552a Sv en de rol van de Hoge Raad in cassatieprocedures.