ECLI:NL:HR:2012:BR2897
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een arrest wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1988 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Zuid-Oost, locatie Ter Peel', had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof. De verdediging werd gevoerd door mr. F.G.L. van Ardenne en mr. M. de Kock-Molendijk, beiden advocaat te Rotterdam. De Advocaat-Generaal Aben had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend met betrekking tot de beslissingen over het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Dit was het gevolg van de te late indiening van de stukken door het Hof. De Hoge Raad heeft de opgelegde gevangenisstraf van vijftien jaren verminderd tot veertien jaren en zes maanden, maar heeft het beroep voor het overige verworpen. De middelen van de verdediging konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad is een belangrijke bevestiging van de waarborg van een redelijke termijn in strafprocedures.