ECLI:NL:HR:2011:BU8918
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W.M. Tijnagel
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 20 augustus 2010, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank werd behandeld. De Rechtbank had in een eerdere uitspraak van 9 maart 2010 het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang. Belanghebbende had verzet aangetekend, en de Rechtbank verklaarde dit verzet gegrond, waarbij de Ontvanger werd gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden en de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 161.
In cassatie klaagt belanghebbende dat de Rechtbank geen vergoeding heeft toegekend voor het verschijnen ter zitting van de gemachtigde. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank in haar proceskostenveroordeling geen rekening heeft gehouden met het verschijnen ter zitting, wat in strijd is met de geldende regelgeving. De Hoge Raad stelt vast dat de proceskostenvergoeding voor het verschijnen ter zitting moet worden vastgesteld op € 437, in plaats van het door de Rechtbank gehanteerde bedrag van € 322 per punt.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover het betreft de beslissing omtrent de proceskosten, en veroordeelt de Ontvanger in de kosten van het verzet bij de Rechtbank aan de zijde van belanghebbende. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest is gewezen op 23 december 2011.