ECLI:NL:HR:2011:BU7408

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05285
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiegeschil tussen ouders met betrekking tot kinderalimentatie en cassatieprocedure

In deze zaak gaat het om een alimentatiegeschil tussen de moeder en de vader van twee kinderen. Bij de beëindiging van hun relatie in september 2007 zijn partijen een overeenkomst aangegaan waarin is afgesproken dat de vader € 200,-- per kind per maand zou betalen aan kinderalimentatie. De moeder verzoekt de Hoge Raad om de alimentatie vast te stellen op € 750,-- per kind per maand, omdat zij van mening is dat de overeenkomst onder druk is gesloten en niet voldoet aan de wettelijke maatstaven. Daarnaast stelt zij dat er relevante wijzigingen in de omstandigheden zijn opgetreden.

De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen, maar heeft de alimentatie wel vastgesteld op € 300,-- per kind per maand, omdat de vader ter zitting had aangeboden dit bedrag te betalen. In hoger beroep heeft het hof het oordeel van de rechtbank bevestigd en overwogen dat de moeder de door de vader aangeboden alimentatie van € 300,-- per kind per maand acceptabel acht. Hierdoor heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.

De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper was om het beroep te verwerpen. Het middel dat door de moeder is ingediend, richt zich uitsluitend tegen de bevestiging van het hof van het oordeel van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat het middel niet kan leiden tot cassatie, omdat het geen klacht bevat tegen het oordeel van het hof dat de alimentatie die door de vader is aangeboden acceptabel is voor de moeder. De Hoge Raad verwerpt daarom het beroep.

Uitspraak

9 december 2011
Eerste Kamer
10/05285
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 154009/09-324 van de rechtbank Haarlem van 27 oktober 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.055.260/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 7 september 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Bij de beëindiging van hun relatie zijn partijen in september 2007 een overeenkomst aangegaan waarbij, zeer kort gezegd, is afgesproken dat de vader in beginsel € 200,-- per kind per maand zal betalen aan kinderalimentatie voor de beide kinderen van partijen.
In deze zaak verzoekt de moeder vaststelling van deze alimentatie op een bedrag van € 750,-- per kind per maand. Zij legt daaraan ten grondslag dat genoemde overeenkomst onder druk is aangegaan, dat het daarin overeengekomene van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord en dat er inmiddels relevante wijzigingen in de omstandigheden zijn ingetreden.
3.2 De rechtbank heeft geoordeeld dat de gronden die de moeder voor haar verzoek aanvoert, zich niet voordoen. Desalniettemin heeft de rechtbank het verzoek van de moeder in zoverre toegewezen dat zij de alimentatie heeft bepaald op € 300,-- per kind per maand, zulks op de grond dat de vader ter zitting had aangeboden dit bedrag te betalen.
In het door de moeder ingestelde hoger beroep heeft het hof, kort gezegd, het oordeel van de rechtbank omtrent de gronden van het verzoek onderschreven.
Voorts heeft het hof overwogen dat ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de moeder de door de vader aangeboden alimentatie van € 300,-- per kind per maand acceptabel acht. Mede op deze grond heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
3.3 Het middel keert zich uitsluitend tegen de onderschrijving door het hof van genoemd oordeel van de rechtbank. Het bevat geen klacht tegen het oordeel van het hof dat het de beschikking van de rechtbank bekrachtigt omdat de alimentatie die de vader heeft aangeboden te betalen en die door de rechtbank is vastgesteld, voor de moeder acceptabel is, welk oordeel de beslissing van het hof zelfstandig draagt en bij welk oordeel de gebondenheid aan de overeenkomst van september 2007 geen rol speelt. Het middel kan daarom bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 december 2011.