ECLI:NL:HR:2011:BU6514
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting en boetebeschikkingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting voor de jaren 1992 tot en met 2000. De belanghebbende, een natuurlijke persoon woonachtig in Japan, had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen die door de Inspecteur waren opgelegd, inclusief verhogingen en boeten. Het Hof had de beroepen van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof in zijn beoordeling enkele belangrijke aspecten had miskend. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond en vernietigde de uitspraak van het Hof voor wat betreft de verhogingen en boeten. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. De Hoge Raad benadrukte dat het verwijzingshof moet beoordelen in hoeverre de Inspecteur het bewijs heeft geleverd dat de belanghebbende de feiten heeft begaan die tot de boetes hebben geleid, en of de opgelegde boeten passend zijn in de gegeven omstandigheden. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling in het bestuursrecht en belastingrecht, vooral in het kader van de beoordeling van boeten en navorderingsaanslagen.