ECLI:NL:HR:2011:BU6497
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen en boeten in de inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 1990 tot en met 2000. De belanghebbende, aangeduid als X, had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen die door de Inspecteur waren opgelegd, inclusief verhogingen en boeten. Het Hof had de beroepen van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof in zijn beoordeling enkele belangrijke overwegingen uit eerdere arresten van de Hoge Raad had miskend.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond en vernietigde de uitspraak van het Hof, specifiek wat betreft de verhogingen voor de jaren 1990 tot en met 1997 en de opgelegde boeten voor de jaren 1998 tot en met 2000. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing, waarbij het Hof rekening moest houden met de overwegingen van de Hoge Raad. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die in verband met de behandeling van het beroep in cassatie waren gemaakt.
De Hoge Raad benadrukte dat het verwijzingshof moet beoordelen in hoeverre de Inspecteur het bewijs heeft geleverd dat de belanghebbende de feiten heeft begaan die aanleiding gaven tot de boetes, en of de opgelegde boeten passend waren gezien de omstandigheden van het geval. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling in het bestuursrecht en belastingrecht, vooral in het kader van de beoordeling van boeten en navorderingsaanslagen.