ECLI:NL:HR:2011:BU5679
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- A.H.T. Heisterkamp
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting en boetebeschikkingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting voor de jaren 1991 tot en met 1998 en boetebeschikkingen voor de jaren 1999 en 2000. De belanghebbende, een persoon woonachtig in België, had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen en de daarbij opgelegde verhogingen en boetes. De Inspecteur had de navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen gehandhaafd, waarop de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de uitspraken van de Inspecteur en verminderde de navorderingsaanslagen, boetes en heffingsrente, waarbij een deel van de verhogingen werd kwijtgescholden. De Staatssecretaris van Financiën heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, en de belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven en dat verwijzing naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage noodzakelijk was voor verdere behandeling van de zaak. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof voor wat betreft de verhogingen en boeten, en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van de belanghebbende. Dit arrest is van belang voor de beoordeling van de opgelegde boeten en de heffingsrente in het kader van het Rekeningenproject, en benadrukt de noodzaak voor het verwijzingshof om de bewijsvoering van de Inspecteur te toetsen.