ECLI:NL:HR:2011:BU3962

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01904
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling omgangsregeling door niet met gezag belaste ouder

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de vader, die niet met gezag belast was, tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De vader verzocht om een omgangsregeling met zijn kind, maar het hof had dit verzoek afgewezen. De vader was van mening dat de beschikking van het hof onterecht was en heeft daarom beroep in cassatie ingesteld. De moeder, die wel met gezag belast was, heeft verzocht om het beroep van de vader te verwerpen of hem niet-ontvankelijk te verklaren.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de relevante feiten en eerdere beschikkingen in aanmerking genomen, waaronder de beschikkingen van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vader verworpen. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, en de uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk en G. Snijders. Deze uitspraak heeft implicaties voor de omgangsregelingen van niet met gezag belaste ouders en de voorwaarden waaronder dergelijke verzoeken kunnen worden toegewezen.

Uitspraak

11 november 2011
Eerste Kamer
Nr. 11/01904
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 308352/F1 RK 08-1427 van de rechtbank Rotterdam van 16 juli 2009 en 23 april 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.070.914/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 januari 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen, dan wel de vader daarin niet-ontvankelijk te verklaren.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 11 november 2011.