ECLI:NL:HR:2011:BU3101

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03308
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de uitleg van een akte van verdeling in erfrechtelijke kwestie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een erfrechtelijke kwestie. De eiseres, aangeduid als de dochter, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 20 april 2010 was gewezen. De dochter was het niet eens met de uitleg van een akte van verdeling die door de rechtbank 's-Gravenhage was vastgesteld in eerdere vonnissen. De verweerders in cassatie, de zoons van de erflater, hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep, terwijl de gezamenlijke erfgenamen niet verschenen zijn in de procedure. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, die ook tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de dochter in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, waarbij de kosten aan de zijde van de zoons zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, terwijl aan de zijde van de gezamenlijke erfgenamen de kosten op nihil zijn begroot. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

9 december 2011
Eerste Kamer
10/03308
EE/RA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. C.S.G. Janssens,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. A.H.M. van den Steenhoven,
3. de gezamenlijke erfgenamen van [betrokkene 1],
laatstelijk wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Eiseres tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als de dochter. Verweerders in cassatie sub 1 en 2 zullen hierna ook worden aangeduid als de zoons en verweerders in cassatie sub 3 als de erfgenamen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 254525/HA ZA 05-3695 van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 maart 2006 en 2 mei 2007;
b. het arrest in de zaak 105.007.278 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 april 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de dochter beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De zoons hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Tegen de erfgenamen is verstek verleend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de dochter heeft bij brief van 10 november 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de dochter in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de zoons begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, en aan de zijde van de gezamenlijke erfgenamen begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 december 2011.