ECLI:NL:HR:2011:BU2874
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.G. Splinter-van Kan
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1954, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak waarbij hij was veroordeeld voor het medeplegen van smaadschrift door een mededeling op een website. De advocaat van de verdachte, mr. J.J.A.P. van Breukelen, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van de opgelegde straf en tot vermindering daarvan, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit was het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er meer dan twee jaren waren verstreken na het instellen van het cassatieberoep, wat leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn was overschreden. Dit heeft geresulteerd in een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De nieuwe straf is vastgesteld op drie maanden en drie weken, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De overige onderdelen van het beroep zijn verworpen, en de uitspraak is gedaan door de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz.