Rolnummer: 22-006696-08
Parketnummer: 09-655009-08
Datum uitspraak: 8 mei 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
22 oktober 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1954 te [geboorteplaats],
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
24 april 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 23 januari 2007 tot en met 29 maart 2007 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk, door middel van verspreiding van (een) geschrift(en), de eer en/of de goede naam van [naam] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte en/of een van haar mededader(s) (telkens) met voormeld doel via het internet [website] - zakelijk weergegeven - medegedeeld dat voornoemde [naam] een erotische chat heeft gehad met een minderjarige.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair
30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 23 januari 2007 tot en met 29 maart 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk, door middel van verspreiding van een geschrift, de eer en de goede naam van [naam] heeft aangerand door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers
hebben verdachte en haar mededader(s) met voormeld doel via het internet
[website] - zakelijk weergegeven - medegedeeld dat voornoemde [naam] een erotische chat heeft gehad met een minderjarige.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van smaadschrift.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft tezamen met haar mededader(s) het slachtoffer welbewust beschuldigd van het voeren van een erotische chat met een minderjarige. Dat deze chat erotisch getint was, is naar het oordeel van het hof niet gebleken, evenmin als dat de chatsessie met een minderjarige is gevoerd, terwijl zelfs niet vaststaat of en, zo ja, in hoeverre het slachtoffer bij die sessie betrokken was. Aldus heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het welbewust aantasten van de eer en goede naam van het slachtoffer. Het hof kent bijzondere betekenis toe aan het door de verdachte en haar mededader(s) gekozen medium, te weten het internet. De aard van dat medium maakt een slachtoffer van zo’n aantijging in verhoogde mate kwetsbaar, mede omdat geenszins denkbeeldig is dat het slachtoffer daardoor tot in lengte van jaren wordt achtervolgd met alle maatschappelijke gevolgen van dien.
Het hof is van oordeel dat met de op te leggen straf moet worden ingescherpt dat het handelen van de verdachte en haar mededader(s) strenge afkeuring verdient en dat aldus – gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dat feit is gepleegd, alsmede vanuit een oogpunt van zowel speciale als generale preventie – een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 261 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een op 2 (twee) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk,
mr. S.C.H. Koning en mr. Chr.A. Baardman, in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 mei 2009.