ECLI:NL:HR:2011:BU1265

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02818
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en cassatieprocedure in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De verzoeker, aangeduid als de vader, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, die op 22 maart 2011 was gegeven. De vader was het niet eens met de beslissing van het hof en heeft daarom beroep in cassatie ingesteld. De stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, die als verweerder in de zaak optrad, heeft geen verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank Utrecht en het gerechtshof, die beide een rol hebben gespeeld in de totstandkoming van de ondertoezichtstelling. De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper was dat de verzoeker in zijn cassatieberoep kon worden ontvangen, maar dat de overige klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van de vader verworpen. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, waarbij de andere raadsheren F.B. Bakels, W.D.H. Asser en C.E. Drion ook betrokken waren. Deze uitspraak heeft implicaties voor de rechtspraktijk rondom ondertoezichtstellingen en de mogelijkheden voor cassatie in dergelijke jeugdzorgzaken.

Uitspraak

23 december 2011
Eerste Kamer
11/02818
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. E.R. Weegenaar,
t e g e n
STICHTING BUREAU JEUGDZORG UTRECHT,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de stichting.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 289520 / JE RK 10-1616 van de rechtbank Utrecht van 4 oktober 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.080.021 van het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, van 22 maart 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft Heep beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De stichting heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt ertoe dat de verzoeker in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen; en overigens tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 23 december 2011.