ECLI:NL:HR:2011:BU1265
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Verlenging ondertoezichtstelling en cassatieprocedure in jeugdzorgzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De verzoeker, aangeduid als de vader, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, die op 22 maart 2011 was gegeven. De vader was het niet eens met de beslissing van het hof en heeft daarom beroep in cassatie ingesteld. De stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, die als verweerder in de zaak optrad, heeft geen verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank Utrecht en het gerechtshof, die beide een rol hebben gespeeld in de totstandkoming van de ondertoezichtstelling. De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper was dat de verzoeker in zijn cassatieberoep kon worden ontvangen, maar dat de overige klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van de vader verworpen. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, waarbij de andere raadsheren F.B. Bakels, W.D.H. Asser en C.E. Drion ook betrokken waren. Deze uitspraak heeft implicaties voor de rechtspraktijk rondom ondertoezichtstellingen en de mogelijkheden voor cassatie in dergelijke jeugdzorgzaken.