ECLI:NL:HR:2011:BT7504

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04950
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevelen tot invordering verbeurde dwangsommen

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door [Eiser 1] en [Eiser 2] tegen de Gemeente Rotterdam, deelgemeente Overschie. De Hoge Raad heeft op 9 december 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op verzet tegen dwangbevelen tot invordering van verbeurde dwangsommen. De zaak is eerder behandeld in de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof te 's-Gravenhage, waar de vonnissen en het arrest zijn gewezen. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken en stelt vast dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De advocaat van de eisers, mr. P. Garretsen, heeft op 21 oktober 2011 schriftelijk gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad heeft het beroep van de eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 771,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn aangeduid als [eiser] c.s. en de Gemeente.

Uitspraak

9 december 2011
Eerste Kamer
10/04950
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE GEMEENTE ROTTERDAM, deelgemeente Overschie,
zetelende te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 242272/HA ZA 05-2016 van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2006 en 16 mei 2007;
b. het arrest in de zaak 105.007.028/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 4 mei 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Gemeente mede door mr. L.C.W.M. van Kessel, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft op 21 oktober 2011 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 771,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 december 2011.