ECLI:NL:HR:2011:BT7502

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04188
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte; bepaling einddatum huurovereenkomst en ontruiming

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte. Eiser 1 en eiseres 2, beiden wonende te [woonplaats], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de kantonrechter te Utrecht. De Hoge Raad verwijst naar de relevante stukken in de feitelijke instanties, waaronder de tussenvonnissen en het eindvonnis van de kantonrechter en het arrest van het hof. De verweerster, gevestigd te [vestigingsplaats], heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep en subsidiair tot verwerping ervan. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarbij hij opmerkt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien de datum waarop het hof het einde van de huurovereenkomst heeft bepaald inmiddels is verstreken, heeft de Hoge Raad een nieuwe einddatum vastgesteld. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bepaalt dat de huurovereenkomst eindigt op 1 januari 2012, met de verplichting voor de eisers om het gehuurde uiterlijk op die datum te ontruimen. Tevens worden de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de verweerster begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

9 december 2011
Eerste Kamer
10/04188
TT/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.G.J.L. van Scherpenzeel,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 548814 AC EXPL 07-6428 van de kantonrechter te Utrecht van 23 januari 2008 (tussenvonnis), 19 november 2008 (tussenvonnis) en 11 juni 2008 (eindvonnis);
b. het arrest in de zaak 200.026.997/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 11 mei 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid en subsidiair tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO en verdere afdoening als onder 7 is aangegeven.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de datum waarop het hof het einde van de huurovereenkomst heeft bepaald is verstreken, zal de Hoge Raad een nieuwe datum bepalen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
bepaalt dat de huurovereenkomst eindigt op 1 januari 2012 en dat [eiser] c.s. uiterlijk op die datum het gehuurde dienen te ontruimen;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 december 2011.