ECLI:NL:HR:2011:BT7474
Hoge Raad
- Wraking
- G.J.M. Corstens
- J.C. van Oven
- J. de Hullu
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van leden van de Hoge Raad in belastingzaak
Op 14 oktober 2011 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een verzoek tot wraking van leden van de Hoge Raad, ingediend door verzoeker X te Z. Dit verzoek volgde op een eerder ingesteld beroep in cassatie, geregistreerd onder nummer 11/04033, dat gericht was tegen een uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 2 augustus 2011, met nummer AWB 10/9280 IB/PVV V. Verzoeker heeft op 9 september 2011 een verzoekschrift ingediend bij de Hoge Raad, waarin hij de wraking verzocht van de raadsheren D.G. van Vliet en J.W. van den Berge, die betrokken zouden zijn bij de behandeling van zijn zaak.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing overwogen dat ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht elke rechter die een zaak behandelt, gewraakt kan worden op basis van feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Deze bepaling is ook van toepassing op belastingzaken, zoals vastgelegd in artikel 29 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Echter, in dit geval heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er op dat moment nog geen leden van de Hoge Raad met de behandeling van de zaak waren belast.
De beslissing is genomen door de Vierde kamer van de Hoge Raad, met G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en J. de Hullu. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren. De Hoge Raad heeft hiermee de procedure rondom het wrakingsverzoek afgesloten, waarbij de verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek.