ECLI:NL:GHSGR:2012:BX8786

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-12/00333
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een raadsheer in het Gerechtshof 's-Gravenhage

In deze zaak heeft verzoeker, die hoger beroep heeft ingesteld in belastingzaken, een verzoek tot wraking ingediend tegen Mr. J.W. van Knobelsdorff, lid van het Gerechtshof 's-Gravenhage. Het verzoek tot wraking is ingediend op 27 maart 2012, nadat verzoeker inzage had gekregen in de procesdossiers en had aangegeven prijs te stellen op kopieën van bepaalde stukken. De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 27j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De wrakingskamer concludeert dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er op het moment van het verzoek nog geen lid van het Gerechtshof met de behandeling van de zaken was belast. De wrakingskamer verwijst hierbij naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 14 oktober 2011. De beslissing is op 26 april 2012 in het openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit de rechters Th.W.H.E. Schmitz, A.A. Schuering en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier R.W. Otto.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Nummer BK-12/00333
Beslissing van de wrakingskamer d.d. 26 april 2012
naar aanleiding van een verzoek om wraking van de hierna vermelde raadsheer in het Gerechtshof, ingediend door
[X] te [Z], verder te noemen verzoeker.
De procedure
1.1. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld in de zaken die bij de Belastingkamer van het Gerechtshof zijn ingeschreven onder nummer BK-11/00065 ten name van verzoeker en onder nummer BK-11/00066 ten name van mevrouw [Y] voor wie verzoeker als procesvertegenwoordiger optreedt. De hoger beroepen zijn gericht tegen de uitspraken van de rechtbank te 's-Gravenhage van 27 oktober 2011, verzonden 31 oktober 2011, respectievelijk nummer AWB 11/1029 IB/PVV en nummer AWB 11/1032.
1.2. Op 12 maart 2012 heeft de griffier van het Gerechtshof verzoeker inzage verleend in de procesdossiers. Bij de inzage heeft verzoeker met betrekking tot een aantal stukken te kennen gegeven prijs te stellen op toezending van een kopie.
1.3. Bij op 27 maart 2012 ter griffie van het Gerechtshof ingekomen faxbericht heeft verzoeker de wraking verzocht van Mr. J.W. van Knobelsdorff, lid van dit Gerechtshof.
1.4. Op 10 april 2012 heeft de griffier de door verzoeker gevraagde kopieën per post aan hem gezonden.
1.5. Op 13 april 2012 is het poststuk met de kopieën ter griffie terug ontvangen. De envelop was geopend, dichtgeniet en voorzien van de potloodaantekening:
“RETOUR ADRES
11/04 2012”
1.6. Op 17 april 2012 is ter griffie van het Gerechtshof een faxbericht van verzoeker ontvangen dat kennelijk strekt tot aanvulling van het onderwerpelijke verzoek om wraking.
De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1. Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ingevolge artikel 27j, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het hoger beroep in belastingzaken.
2.2. Het onderhavige verzoek tot wraking moet niet-ontvankelijk worden verklaard, nu nog geen lid van het Gerechtshof met de behandeling van de zaken is belast. De wrakingskamer van het Gerechtshof verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 14 oktober 2011, LJN BT7474.
Beslissing
De wrakingskamer van het Gerechtshof verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Th.W.H.E. Schmitz, A.A. Schuering en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 26 april 2012 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden: