Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2011 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 8 september 2010 was gedaan in de zaak met nummer 09/00709. De kwestie betrof beschikkingen die waren genomen op grond van de Wet waardering onroerende zaken, evenals de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie afgedaan met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak zonder inhoudelijke behandeling heeft afgedaan, wat gebruikelijk is in gevallen waarin de Hoge Raad van oordeel is dat de zaak geen verdere behandeling behoeft. De uitspraak van het Gerechtshof blijft daarmee in stand, en de beslissing van het college van burgemeester en wethouders wordt niet herzien. Deze uitspraak heeft implicaties voor de wijze waarop onroerendezaakbelastingen worden geheven en de waardering van onroerende zaken in Nederland.