ECLI:NL:HR:2011:BT1874

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01053 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte in strafzaak

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 26 mei 2010. De verdachte heeft geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in het beroep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet heeft voldaan aan het vereiste van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat een schriftuur houdende middelen van cassatie door een raadsman wordt ingediend binnen de gestelde termijn. Hierdoor kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 20 december 2011 geoordeeld dat de niet-naleving van deze termijn leidt tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het cassatieberoep. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van middelen van cassatie en de gevolgen van het niet naleven van de wettelijke termijnen in het strafrechtelijke proces.

Uitspraak

20 december 2011
Strafkamer
nr. 11/01053 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 26 mei 2010, nummer 22/002800-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 20 december 2011.