ECLI:NL:HR:2011:BT1766
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en cassatieprocedure in strafrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 10/01970 P. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door mr. H.C. Meijer, advocaat te Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, die eerder door het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, was behandeld. De uitspraak van het hof dateert van 20 april 2010 en had nummer 21/005178-08.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie dat door de verdediging was voorgesteld, beoordeeld. De Advocaat-Generaal, Hofstee, had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat het middel geen nadere motivering behoeft, aangezien het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO).
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.