ECLI:NL:HR:2011:BT1766

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01970 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming en cassatieprocedure in strafrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 10/01970 P. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door mr. H.C. Meijer, advocaat te Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, die eerder door het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, was behandeld. De uitspraak van het hof dateert van 20 april 2010 en had nummer 21/005178-08.

De Hoge Raad heeft het middel van cassatie dat door de verdediging was voorgesteld, beoordeeld. De Advocaat-Generaal, Hofstee, had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat het middel geen nadere motivering behoeft, aangezien het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO).

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

1 november 2011
Strafkamer
nr. 10/01970 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 20 april 2010, nummer 21/005178-08, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. H.C. Meijer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 1 november 2011.