ECLI:NL:HR:2011:BS1708
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen verwerping niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie in vervolging
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 30 september 2009 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1967, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. A.D. Kloosterman. De Advocaat-Generaal, Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 27 september 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 09/04237.
De Hoge Raad beoordeelt in deze uitspraak de middelen die door de verdachte zijn ingediend. Het eerste middel betreft de verwerping door het Hof van het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging. De Hoge Raad stelt vast dat het middel niet opgaat, omdat het verweer dat door de verdachte is aangevoerd, onder de bepalingen van artikel 358, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering valt. Dit betekent dat het Hof op de juiste wijze heeft geoordeeld en de motivering van het Hof voldoet aan de vereisten van artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad concludeert dat de overige middelen ook niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep en bevestigt daarmee de uitspraak van het Gerechtshof.