ECLI:NL:HR:2011:BR4865
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van bestuurders voor belastingschulden en betalingsonmacht
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de bestuurder van A B.V. voor belastingschulden die de vennootschap niet heeft voldaan. De belanghebbende, bestuurder van de BV, werd aansprakelijk gesteld door de Ontvanger op basis van artikel 36 van de Invorderingswet 1990. De aansprakelijkstelling betrof loonbelasting en omzetbelasting over verschillende tijdvakken. Na bezwaar en beroep bij de Rechtbank te Arnhem, werd de aansprakelijkstelling verminderd, maar het Hof vernietigde deze uitspraak en verhoogde de aansprakelijkstelling opnieuw. De belanghebbende ging in cassatie tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat de verplichting tot het doen van een mededeling van betalingsonmacht niet in alle gevallen geldt waarin een belastingschuldige niet tijdig betaalt. De Hoge Raad stelde vast dat het Hof onjuist had geoordeeld door te stellen dat de belastingschuldige slechts de keuze had tussen tijdig betalen of het melden van betalingsonmacht. Dit oordeel was in strijd met eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarbij de aansprakelijkstelling verder werd verminderd. Tevens werd de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan de belanghebbende.
Dit arrest benadrukt de nuance in de aansprakelijkheid van bestuurders en de voorwaarden waaronder betalingsonmacht kan worden ingeroepen. Het biedt duidelijkheid over de verplichtingen van bestuurders in het kader van de Invorderingswet 1990 en de gevolgen van het niet tijdig voldoen aan belastingverplichtingen.