ECLI:NL:HR:2011:BR4537
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Discriminatie van buitenlandse belastingplichtigen bij binnenlandse belastingplicht
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van een belastingplichtige, X, die in Costa Rica woont en een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 heeft ontvangen. Na bezwaar tegen deze aanslag, dat door de Inspecteur werd gehandhaafd, heeft de Rechtbank te Breda het beroep ongegrond verklaard. Hierna heeft het Hof te 's-Hertogenbosch de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en de Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 oktober 2011 geoordeeld over de vraag of de regeling in artikel 2.5 van de Wet IB 2001, die het keuzerecht voor binnenlandse belastingplichtigen regelt, discrimineert ten opzichte van buitenlandse belastingplichtigen. De belanghebbende, die in Costa Rica woont, heeft in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gekozen voor behandeling als binnenlandse belastingplichtige. Het Hof had deze keuze afgewezen, wat leidde tot de cassatieprocedure.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het vaststellen van fiscale regels en dat de formele eis in artikel 2.5, lid 1, Wet IB 2001 een objectieve en redelijke rechtvaardiging biedt voor de ongelijke behandeling van belastingplichtigen in verschillende situaties. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen sprake is van schending van de artikelen 26 IVBPR en 14 EVRM, en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.