ECLI:NL:HR:2011:BR3026

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03471 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • M.A. Loth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroepen in cassatie tegen beschikking tot verlening van verlof op basis van Italiaans rechtshulpverzoek

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de beroepen in cassatie van X en Y tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam, gegeven naar aanleiding van een Italiaans rechtshulpverzoek. De beschikking betreft het verlenen van verlof als bedoeld in artikel 552p, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelt dat volgens artikel 445 van het Wetboek van Strafvordering beroep in cassatie tegen beschikkingen alleen openstaat in de gevallen die in dat wetboek zijn bepaald. Aangezien er geen bepaling is die het mogelijk maakt voor anderen dan het openbaar ministerie en de klager om cassatie in te stellen tegen een beschikking als deze, zijn X en Y niet-ontvankelijk in hun beroep.

De betrokkenen hebben geen klaagschrift ingediend en kunnen daarom niet als klagers worden aangemerkt. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie (HR 19 december 2006, LJN AZ1670) ter ondersteuning van zijn beslissing. De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 oktober 2011. De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkenen in het cassatieberoep, wat door de Hoge Raad is bevestigd.

Uitspraak

11 oktober 2011
Strafkamer
nr. 10/03471
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op de beroepen in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 6 juli 2010, nummer RK 10/3606, betreffende het verlenen van verlof als bedoeld in art. 552p, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, in de zaken van:
[betrokkene 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1967, wonende te [woonplaats 1], en [betrokkene 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 1967, wonende te [woonplaats 2].
1. Geding in cassatie
De beroepen zijn ingesteld door de betrokkenen. Namens dezen heeft mr. B.D.W. Martens, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkenen in het cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van de beroepen
2.1. De onderhavige beroepen zijn gericht tegen een naar aanleiding van een verzoek om rechtshulp van de Italiaanse justitiële autoriteiten gegeven beschikking tot het verlenen van het verlof als bedoeld in art. 552p, tweede lid, Sv.
2.2. Volgens art. 445 Sv staat tegen beschikkingen beroep in cassatie alleen open in de gevallen in dat wetboek bepaald. Nu in dat wetboek geen bepaling voorkomt volgens welke tegen een beschikking als de onderhavige beroep in cassatie openstaat voor anderen dan het openbaar ministerie en de klager, kunnen de betrokkenen, nu zij geen klaagschrift hebben ingediend en mitsdien niet als klagers kunnen worden aangemerkt, in het ingestelde beroep niet worden ontvangen (vgl. HR 19 december 2006, LJN AZ1670, NJ 2007/26).
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de betrokkenen niet-ontvankelijk in hun beroepen.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2011.