ECLI:NL:HR:2011:BQ7062

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00895
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van assurantietussenpersoon in verbintenissenrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser], handelende onder de naam [A], en AON NEDERLAND C.V., handelende onder de naam Aon Verzekeringen. De zaak betreft de reikwijdte van de zorgplicht van een assurantietussenpersoon in het kader van verbintenissenrecht. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof te 's-Gravenhage, waaruit blijkt dat [eiser] beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het hof. De advocaat van [eiser] heeft de zaak toegelicht, terwijl Aon werd bijgestaan door haar advocaat. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft dit advies gevolgd en het beroep verworpen, waarbij [eiser] werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 1.829,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

2 september 2011
Eerste Kamer
10/00895
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], handelende onder de naam [A],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
t e g e n
AON NEDERLAND C.V., handelende onder de naam Aon Verzekeringen, Assurantie bemiddeling,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K. Teuben.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Aon.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 231378/HA ZA 05-159 van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2005;
b. het arrest in de zaak 105.004.640/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 november 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Aon heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door mr. M. Ynzonides en mr. W. Princée, beiden advocaat te Amsterdam, en voor Aon door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Aon begroot op € 1.829,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 2 september 2011.