ECLI:NL:HR:2011:BQ7047

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02013
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg overeenkomst tot verdeling ontbonden huwelijksgemeenschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de man tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De man, eiser tot cassatie, was in deze procedure vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. T. Scholtus. De vrouw, verweerder in cassatie, was niet verschenen. De zaak betreft de uitleg van een overeenkomst tot verdeling van een ontbonden huwelijksgemeenschap. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de kantonrechter van 20 september 2007 en een arrest van het hof van 9 februari 2010. De man had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat aan de Hoge Raad was gehecht. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het beroep te verwerpen op basis van artikel 81 RO. De Hoge Raad heeft het beroep inderdaad verworpen en de man in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de vrouw op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het middel waren aangevoerd niet tot cassatie konden leiden en dat verdere motivering niet nodig was, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling met zich meebrachten.

Uitspraak

9 september 2011
Eerste Kamer
10/02013
EV/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. T. Scholtus,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 667056/07-11135 van de kantonrechter, locatie 's-Gravenhage, van 20 september 2007;
b. het arrest in de zaak 105.007.553/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 februari 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de vrouw is verstek verleend.
De zaak is voor de man toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de man in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de vrouw begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren, F.B. Bakels, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 september 2011.