ECLI:NL:HR:2011:BQ6766
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Bewijsvoering en opzet bij aanwezigheid van hennep in woning
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarin de verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De Hoge Raad heeft op 20 september 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 10/02497. De verdachte, geboren in 1972 en wonende te [woonplaats], heeft op 7 maart 2007 in Twello ongeveer 21.850 gram hennep in zijn woning aangetroffen. De politie heeft de hennep in beslag genomen na een huiszoeking, waarbij de verdachte en een medeverdachte aanwezig waren. De verdachte heeft tijdens de rechtsgang aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennep en dat hij geen opzet had op het bezit ervan.
De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte, gezien de omstandigheden, wel degelijk opzet had op de aanwezigheid van de hennep. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de motivering van het Hof omtrent het opzet ontoereikend was. De Hoge Raad oordeelt dat er meer uitleg nodig was over de bewezenverklaring van het opzet, vooral gezien de verklaringen van de verdachte en de context van de zaak.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de vaststelling van opzet in strafzaken, vooral in situaties waarin de verdachte betwist op de hoogte te zijn van de aanwezigheid van verboden middelen.