ECLI:NL:HR:2011:BQ6700
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake gevangenisstraf
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, gedateerd 11 november 2009. De verdachte, geboren in 1959, had een gevangenisstraf opgelegd gekregen van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.V.A. Brouwer, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die mondeling zijn toegelicht. De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De straf is verminderd tot veertien maanden, waarvan vier maanden en twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van de verdediging niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, wat heeft geleid tot de vermindering van de gevangenisstraf. De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan, C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en is uitgesproken op 29 november 2011.