ECLI:NL:HR:2011:BQ6075

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00007
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van cassatieberoep inzake burenrecht en eigendomsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen [verweerder]. De zaak betreft een vordering tot verwijdering van een overbouw die inbreuk maakt op het eigendomsrecht van de eiser. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank 's-Gravenhage en het gerechtshof te 's-Gravenhage, waar de zaak eerder is behandeld. De rechtbank had op 12 april 2006 een vonnis gewezen, gevolgd door meerdere arresten van het hof in 2007, 2008 en 2009. De eiser heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof, die aan het arrest van de Hoge Raad zijn gehecht. De advocaat van de eiser, mr. P.J.L.J. Duijsens, heeft de zaak toegelicht, evenals de advocaat van de verweerder, mr. A.H.M. van den Steenhoven. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO). De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

2 september 2011
Eerste Kamer
10/00007
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. A.H.M. van den Steenhoven.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 229374/HA ZA 04-3287 van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 april 2006;
b. de arresten in de zaak met rolnummer 06/643 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 31 mei 2007, 18 november 2008 en 25 augustus 2009.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 2 september 2011.