ECLI:NL:HR:2011:BQ4722
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling tot gevangenisstraf wegens diefstal en verblijf als ongewenst vreemdeling
Op 13 september 2011 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herziening van een veroordeling van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam. De aanvrager was op 28 mei 2008 veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken, waarvan vijf weken voorwaardelijk, wegens diefstal en verblijf als ongewenst vreemdeling. De aanvrage tot herziening was ingediend door mr. M.E.M. Jacquemard, advocaat te 's-Hertogenbosch, en betrof uitsluitend de veroordeling voor het feit van verblijf als ongewenst vreemdeling.
De aanvrager stelde dat de Politierechter hem zou hebben vrijgesproken indien deze op de hoogte was geweest van het feit dat de aanvrager niet tot ongewenst vreemdeling had kunnen worden verklaard. Dit werd ondersteund door een brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, waarin werd aangegeven dat de intrekking van de verblijfsvergunning ten onrechte had plaatsgevonden en dat de aanvrager geacht werd altijd in het bezit te zijn geweest van een geldige verblijfsvergunning.
De Hoge Raad oordeelde dat er sprake was van een omstandigheid als bedoeld in artikel 457, eerste lid, aanhef en onder 2°, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad verklaarde de aanvrage tot herziening gegrond en beval de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Politierechter. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling, waarbij het hof de mogelijkheid had om het gewijsde te handhaven of met vernietiging daarvan recht te doen.
Deze uitspraak benadrukt het belang van nieuwe feiten en omstandigheden in herzieningsprocedures en de mogelijkheid voor de Hoge Raad om eerdere uitspraken te herzien op basis van nieuwe informatie die van invloed kan zijn op de uitkomst van de zaak.