ECLI:NL:HR:2011:BQ4722

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04757 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling tot gevangenisstraf wegens diefstal en verblijf als ongewenst vreemdeling

Op 13 september 2011 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herziening van een veroordeling van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam. De aanvrager was op 28 mei 2008 veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken, waarvan vijf weken voorwaardelijk, wegens diefstal en verblijf als ongewenst vreemdeling. De aanvrage tot herziening was ingediend door mr. M.E.M. Jacquemard, advocaat te 's-Hertogenbosch, en betrof uitsluitend de veroordeling voor het feit van verblijf als ongewenst vreemdeling.

De aanvrager stelde dat de Politierechter hem zou hebben vrijgesproken indien deze op de hoogte was geweest van het feit dat de aanvrager niet tot ongewenst vreemdeling had kunnen worden verklaard. Dit werd ondersteund door een brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, waarin werd aangegeven dat de intrekking van de verblijfsvergunning ten onrechte had plaatsgevonden en dat de aanvrager geacht werd altijd in het bezit te zijn geweest van een geldige verblijfsvergunning.

De Hoge Raad oordeelde dat er sprake was van een omstandigheid als bedoeld in artikel 457, eerste lid, aanhef en onder 2°, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad verklaarde de aanvrage tot herziening gegrond en beval de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Politierechter. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling, waarbij het hof de mogelijkheid had om het gewijsde te handhaven of met vernietiging daarvan recht te doen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van nieuwe feiten en omstandigheden in herzieningsprocedures en de mogelijkheid voor de Hoge Raad om eerdere uitspraken te herzien op basis van nieuwe informatie die van invloed kan zijn op de uitkomst van de zaak.

Uitspraak

13 september 2011
Strafkamer
nr. 10/04757
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 28 mei 2008, nummer 10/611095-08, ingediend door mr. M.E.M. Jacquemard, advocaat te 's-Hertogenbosch, namens:
[Aanvrager] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van 1. primair "diefstal" en 2. "als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard", gepleegd op 26 mei 2008 veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken, waarvan vijf weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De aanvrage heeft uitsluitend betrekking op de veroordeling ter zake van feit 2.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat de Politierechter hem zou hebben vrijgesproken indien aan de Politierechter bekend zou zijn geweest dat aanvrager niet tot ongewenst vreemdeling had kunnen worden verklaard en om die reden de beschikking tot ongewenstverklaring ingetrokken zou worden.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal
verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Bij brief van 3l maart 2010 heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst meegedeeld dat de intrekking van de op 7 september 1983 aan de aanvrager verleende verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op 19 juli 2000 ten onrechte heeft plaatsgevonden, dat de aanvrager geacht wordt van 7 september 1983 tot aan heden immer in het bezit te zijn geweest van een dergelijke verblijfsvergunning en dat daarom de beschikking van (de Hoge Raad leest:) 29 november 2007, waarbij de aanvrager tot ongewenst vreemdeling is verklaard, wordt ingetrokken.
4.2. Gelet op de inhoud van voornoemde brief moet intrekking van de beschikking van 29 november 2007 in die zin worden verstaan dat die beschikking geacht moet worden nimmer te zijn gegeven.
4.3. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze met de evenvermelde feiten en omstandigheden bekend geweest, de aanvrager van het hem onder 2 tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 28 mei 2008;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op de voet van het bepaalde in art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan teneinde hetzij het gewijsde te handhaven, hetzij met vernietiging daarvan recht te doen en daarbij mede voor feit 1 op de voet van art. 476, tweede lid, Sv de straf te bepalen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 13 september 2011.