ECLI:NL:HR:2011:BQ4715
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie in de Eindhovense zedenzaak met betrekking tot de verwerping van het beroep
In de Eindhovense zedenzaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 29 juni 2010 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1948, die in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak. De verdediging werd gevoerd door mr. J. Goudswaard en mr. I. van Straalen, beiden advocaat te 's-Gravenhage. Zij hebben middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De Advocaat-Generaal, Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 RO, er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.F. Groos, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.