ECLI:NL:HR:2011:BQ4287

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01939 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.W. Ilsink
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking inzake klaagschrift op basis van art. 552a Sv

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank te Rotterdam, gedateerd 21 april 2009, met nummer RK 07/1059. Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De klagers, [Klager 1] en [klager 2], hebben een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman van de klagers, mr. D.V.A. Brouwer, heeft een brief gestuurd naar de Hoge Raad, waarin hij zijn standpunt uiteenzet. De Advocaat-Generaal, Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het middel niet kan leiden tot cassatie. Volgens artikel 81 van het Reglement voor de Rechtspraak behoeft dit geen nadere motivering, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit is in lijn met eerdere uitspraken, waaronder de uitspraak van 24 mei 2011 (LJN BP4663, NJ 2011/262).

Op 12 juli 2011 heeft de Hoge Raad de beschikking uitgesproken, waarbij het beroep werd verworpen. De beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en H.A.G. Splinter-van Kan, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz, tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

12 juli 2011
Strafkamer
nr. 10/01939 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Rotterdam van 21 april 2009, nummer RK 07/1059, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats] en [klager 2].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Nadien is bij de Hoge Raad binnengekomen een brief van de raadsman van de klagers, mr. D.V.A. Brouwer, advocaat te Utrecht.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 24 mei 2011, LJN BP4663, NJ 2011/262).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2011.